Hetzelfde beleid en toch veel veranderingen

Minister Wiebes zond op 6 december 2017 de jaarlijkse brief over de SDE+ regeling naar de (voorzitter van de) Tweede Kamer. Het betreft een uitgebreide uiteenzetting van alle regels die in 2018 voor de subsidieverstrekking zullen gaan gelden. Het nieuwe regeringsvoornemen om opslag van CO2 eventueel uit de SDE-regeling te betalen is in 2018 niet aan de orde. Ook nieuwe technieken die CO2-reductie kunnen bewerkstelligen (opslag en afvang) worden dit jaar nog niet in de SDE-regeling toegelaten.

Subsidieregelingen hebben, zeker als het om zeer omvangrijke budgetten gaat, de neiging om jaarlijks veel gedetailleerder en dus ook ingewikkelder te worden. Dat is onvermijdelijk omdat er steeds meer ervaring op wordt gedaan. Voor 2018 wordt weer getracht om de regeling zo goed mogelijk aan te passen op de te verwachten financieel-technisch ontwikkelingen. Of dat ook zo uit zal werken is de vraag. Zo is de onvrede over het ‘onevenredig genoten voordeel’ in de afgelopen periodes op opgewekte zonne-energie die voor eigen gebruik is bedoeld omgezet in een maatregel die leidt tot het anders subsidiëren van zon-op-daken. Een negatief effect daarvan zou echter kunnen zijn dat er op grotere daken nu niet meer gekozen gaat worden voor projecten met (ook) eigengebruik van de opgewekte energie. Dan wordt levering aan het net attractiever wat mogelijk tot maatschappelijke inefficiënties kan leiden (overbelasting van het net). De praktijk zal het leren.

Van belang is de openstellingstijden voor de aanvragen goed in acht te nemen.

SDE

Het SDE+ 2018-budget wordt dus in fases opengesteld. In de eerste week kunnen alleen projecten met technologieën met een basisbedrag van maximaal 9 eurocent per kilowattuur worden ingediend. Vervolgens wordt de regeling stapsgewijs opengesteld voor duurdere projecten tot aan de fasegrens van respectievelijk 11 eurocent per kilowattuur en 13 eurocent per kilowattuur.

Welke grote wijzigingen zijn er voor 2018 aan de orde?

Zonne-energie/pv
Er wordt onderscheid gemaakt tussen elektriciteit die aan het net wordt geleverd, en elektriciteit die door de zonnestroom-opwekker zelf verbruikt wordt (op basis van de Garanties van Oorsprong uitgegeven door CertiQ). Er gaan verschillende basis-energieprijzen en correctiebedragen voor gelden. Ook wordt er een splitsing gemaakt tussen projecten met een vermogen kleiner of groter dan 1 MW.

Voor PV-energie is in fase 1 een beperking aangebracht voor het indienen van projecten. Er kan in die fase alleen ingediend worden via de zogenaamde vrije categorie. Beoogd wordt projecten met een lagere prijs uit te lokken die dan op deze wijze mogelijk meer kans maken op subsidie. Dergelijke subsidieaanvragen dienen derhalve gebaseerd te zijn op een prijs van minder dan 9 eurocent per kilowattuur.

Zonthermie
Er wordt een splitsing gemaakt tussen projecten met een vermogen tussen de 140 kilowatt en1000 kilowatt en projecten die groter of gelijk zijn aan 1 megawatt.

SDE2 zonnethermie
Biomassa
Er gaat onderscheid gemaakt worden voor projecten met veel of weinig vollast-uren door de introductie van een “warmtestaffel” voor biomassa-ketels met een vermogen van meer dan 5 MWth. Hiermee wordt het basisbedrag afhankelijk van het aantal vollast-uren: meer vollast-uren betekent een lager basisbedrag en dus minder subsidie per kWh. In 2018 betreft dit een experiment dat alleen voor de categorie biomassa-ketels van meer dan 5 MWth geldt.

Bij thermische conversie kan ook de eventueel geproduceerde elektriciteit in aanmerking komen voor subsidie. Daarmee zijn de aparte categorieën voor WKK vervallen.
Voor biomassa-vergassing worden de categorieën uitgebreid, zodat ook gebruik gemaakt kan worden van B-hout.

Lees hier het kamerstuk over de SDE 2018